“Het lichaam dient het IK,
onopvallend, bescheiden, achter de coulissen. Maar niet zodra treedt er pijn op
of de verhouding tussen IK en lichaam worden omgedraaid. Het lichaam legt zijn
bescheidenheid af. Het stelt zich op tegenover het IK. Het terroriseert het IK.”
(*)
Dat terroriseren door pijn
heb ik de afgelopen 12 dagen meegemaakt.
Wat op donderdag 12
december begon als een vervelende rugpijn groeide al snel uit tot een helse
pijn in de rechterbil, met uitstraling totaan de tenen toe. Geen beweging kon
worden gemaakt zonder pijn. Liggen deed pijn, zitten, lopen, staan en hangen over een
meubelstuk eveneens.
Vanaf vrijdag 13 december
sliep ik vijf nachten achtereen niet, overdag doorsukkelend met hazeslaapjes
en hangen in de bureaustoel – iets achterover gekanteld, dat was de enige optie
om het niet uit te schreeuwen van de pijn.
De pijnstillers, totaan
morfine toe, konden de pijn niet dempen.
Eten stond me tegen, alles
stond me tegen.
De suikers sprongen telkens
omhoog en kon ik alleen in bedwang houden door telkens bij te bolussen,per dag
zo’n 10-12 keer meten en bijsturen.
Zondag ochtend belde ik radeloos
de doktersdienst. Ik kon medicijnen halen. Een gemeentelid (arts)kwam kijken en raadde
dat ook aan, plus veel rust. Maar hoe kun je rusten met
zoveel pijn?
Maandagochtend belde ik
radeloos de huisarts die rond 12 uur kwam. Zelfde verhaal. Zwaardere
pijnstiller met morfine – hielp niet.
Dinsdagochtend belde ik
opnieuw: ik wil naar het ziekenhuis – als het een hernia is, dan kan daar
mogelijk iets aan gedaan. Dit is geen harden.
Dus naar het ziekenhuis en
al snel een MRI. Begin van de avond uitslag: geen hernia. Maar wel nog steeds
die helse pijn. Nacht in het ziekenhuis: horror! Ieder kwartier dacht ik
(hoopte ik) dat er een uur voorbij was. De nacht duurde 10 x langer dan thuis:
afschuwelijk.
Volgende ochtend wilde ik
naar huis maar mocht niet, vanwege te dun bloed: 8
i.p.v. de 2-3 die het moet zijn. “Je bent bijna vloeibaar,” zei broer Willem. Ook mijn bloeddruk was te
hoog. Wat wil je, onder deze omstandigheden?
Ik ging toch, zei ik.
Fysiotherapeute erbij. Of
ik kon lopen en trap op en af kon. Dat kon ik.
“U bent iemand die liefst
gewoon doorgaat,” zei ze. “Maar nu moet u echt rustig aan doen en tijd nemen.”
Zij legde uit dat mijn rechterbeen bil
spier tijdenlang als het ware een vuist gemaakt heeft die verkrampte en de
zenuw aantastte. Het gaat over, maar het
heeft tijd nodig.
Pffffff
Naar huis in een prachtige
auto, dankzij een ander gemeentelid!
En nu, vijf dagen verder,
trekt de pijn zich langzaam terug tot de plekken waar hij zich normaal ophoudt:
in de periferie van de armen en benen. Ik kon vannacht zelfs weer op mijn zij liggen.
Nu maar hopen dat het lichaam het IK weer meer en meer onopvallend, bescheiden,
achter de coulissen gaat dienen de komende tijd.
“Het pijnbeleven speelt zich niet af aan de rand van het bestaan. Het pijnbeleven tast het bestaan in zin kern aan.” (*)
“Het pijnbeleven speelt zich niet af aan de rand van het bestaan. Het pijnbeleven tast het bestaan in zin kern aan.” (*)
(*)Uitspraken van Willem
Metz (1909-1995), huisarts en hoogleraar medische filosofie uit zijn boek ‘Pijn,
een teer punt’, genoemd in mijn boek ‘Dagboek van een diabeet’.